|
Contrafacten - Beckerpsalter (Schütz) |
|
|
Oude nieuwe kerkliederen
Zes (drie
nieuwe 2022) kerkliederen uit de bundel "Contrafacten"
uit 1988: eigentijdse Nederlandse liedteksten op de prachtige melodieën met
harmonisaties van Heinrich Schütz: als u klikt op de link of de afbeelding
krijgt u een leesbare versie van het plaatje. nog meer 'nieuwe oude liederen' vindt u in mijn Aanvullend liedboek uit 2023
TOELICHTING (bron): In 1988 verscheen, op initiatief van Ad den Besten, een prachtige bundel met 66 teksten op melodieën van Heinrich Schütz (Becker-Psalter 1661). De teksten zijn soms beneden peil (sorry hoor), maar de idee om hoogkwalitatieve muziek voor gebruik in de eredienst (door koor of gemeente of ...) beschikbaar te stellen aan de gemeenten, blijft prijzenswaardig. Wie echter weet hedentendage nog van deze bundel? Waar zijn de gemeenten en cantorijen die deze muziek zingen? Als monument - en wat mij betreft ook als uitdaging voor hedendaagse musici en poëten - heb ik het verhaal van het Becker-Psalter hieronder uit de doeken gedaan en drie van deze contrafacten zoals de uitgave heette, gekopieerd.
Nog wat exta info over het Psalter van Becker en Schütz
Cornelius Becker heeft in 1601 in vrij korte tijd alle 150 Psalmen berijmd om ze op bekende gezangwijzen te zingen. Dat is een klassieke techniek (je schrijft dan contra-factum). Dit verleent de nieuwe teksten trouwens meteen een soort afgeleide populariteit. ("'k heb geloofd en daarom zing ik..." ontleent een deel van z'n succes aan de tophit waaraan de melodie is ontleend: "Wat de toekomst brengen moge..."). Van Becker's nieuwe psalmberijmingen kon je er een groot aantal zingen op “Ach Gott von Himmel sieh darein”, nog meer op “Aus tiefer Not” etc… Heinrich Schütz vond dat een beetje zwak en heeft daarom voor locaal, misschien zelfs wel huiselijk, gebruik de teksten van Becker van nieuwe melodieën voorzien, hele mooie, maar vaak wel wat moeilijk voor gemeentezang. Ze zijn ook nooit echt populair geworden. De drijfveer van Becker is interessant. Hij heeft dat namelijk gedaan om een tegengif te hebben tegen het Geneefse Psalter, k zal maar zeggen de 150 Psalmen die in de protestantse kerken gezongen werden. Middels de vertaling van Ambrosius Lobwasser begonnen die ook in de Duitse gebieden populair te worden. Becker was niet zomaar iemand, nee, hij was dominee en professor in Leipzig, gepromoveerd op een weerlegging van de verderfelijke leer van de calvinisten aangaande het heilig Avondmaal… en hij ergerde zich hevig aan de toenemende populariteit van een Duitse vertaling van het Geneefse Psalter van Lobwasser. Hij moet gedacht hebben: If you can’t beat them, join them… en daarom heeft hij een eigen vertaling uitgebracht op geliefde en bekende melodieën…
Waar zat m nu het springende punt? Wat was er dan mis mee met die Geneefse psalmen? Is het enkel naijver, jaloezie? Nee, 't zal vreemd klinken, maar het is echt waar: De Lutheranen vonden de Psalmen van Genève veel te Joods. De Lutherse kerk was eigenlijk heel traditioneel gebleven in zijn gevoelen omtrent het OT. Luther vond dat eigenlijk de hele bijbel over Christus ging. Hij las het OT bij voorkeur uit als aankondiging van of voorbereiding op de komst Christus. Zeker de Psalmen. Meer dan 1/3 vond hij profetieën van Christus. De calvinisten waren in de 16e eeuw veel radicaler in hun herbronning. Zij hadden echt Hebreews geleerd, en - al lezend - begrepen dat het OT een Joods boek was; en dat de Psalmen meestal over David gingen… (en per analogie/typologie over Christus). Zo had reeds Clément Marot ze berijmd (voor 1543), en Théodore de Bèze was hem hierin gevolgd: zo eerlijk mogelijk… En dus klonken ze ‘Joods’. Dit was de Lutherse theologen en dominees een doorn in het oog. Zij verweten Calvijn en de zijnen dat ze judaiseerden. Achteraf gezien een compliment voor de gereformeerde bijbelgeleerden, maar zij zagen dat niet zo. In hun ijver om die vreselijke beschuldiging te weerleggen vloog strijdschrift en pamflet heen en weer, zeker einde 16e begin 17e eeuw. En – vervelend neveneffect – om toch vooral te bewijzen dat ze echt wel goede christenen waren en geen crypto-judaisten is van de weeromstuit het zuiver wetenschappelijk onderzoek van het OT eerder achteruit dan vooruit gegaan. Maar dit terzijde. Schütz was het helemaal met Becker eens. En in 1628 publiceerde hij 92 toonzettingen, niet alleen vanwege theologische redenen, maar ook omdat hij - zo schrijft hij in het voorwoord - troost heeft gevonden in de gedichten na het overlijden van zijn vrouw. Een tweede bewerkte en vervolledigde uitgave dateert van 1661. Johann Georg IV (keurvorst en Schütz's baas), had hem hiertoe aangespoord, of beter: de opdracht gegeven. Hij had de psalmberijming ingevoerd aan het hof en verplicht gesteld voor alle scholen en kerken van zijn 'Land'. Becker en Schütz staan met hun christelijke lezing in de traditie van de kerk. Dit kun je bij Schütz ook afleiden uit de wijze waarop hij zijn grote werk uit 1619 Psalmen Davids toonzette. Hij deed dat in Venetiaanse stijl en geregeld (niet altijd) met het Gloria Patri aan het eind. Jezus wordt dan wel niet genoemd in de letter van de bijbelse psalm die gezongen wordt, maar christelijk is het nu wel. Trouwens: in Becker's berijming wordt Christus (en het geloof) gewoon wel vernoemd, wanneer de exegeet hiertoe een kans zag of de spiritualiteit dit veronderstelde.
Cornelius Becker (Leipzig 24/10/1561 - 25/05/1604), studeerde aan de Thomas-School en vanaf 1573 aan de Universiteit van Leipzig. In 1580 Bacchelaureus en 1584 Magister Artium. 1588 werkte hij zes maanden in Rochlitz als aartsdiaken, werd daarna geordineerd en leraar aan de Thomas School. In 1592 werd hij diaken in de Nicolai-kerk en in 1594 Pastor, nadat hij ook een Bachelor in de theologie had behaald. In 1597 haalde hij het licentiaat in de theologie op grond van een thesis: Positiones de autoritate ecclesiae in scripturis interpretandis et dijudicandis et de religione controversiis. 1599 behaalde hij een doctoraat met zijn thesis quaestio de Sacra dominante coena, continens statum controversiae inter ecclesias Augustanam Confessionem amplectentes & Calvinianos (= over de avondmaalsstrijd tussen lutheranen en calvinisten). Onderwijl was hij universitair hoofddocent aan de universiteit geworden terwijl hij zijn pastoraat voortzette. 1601 werd hij bevorderd tot gewoon hoogleraar. In 1602 werd hij decaan. Kort nadien gaf hij zijn leerstoel op. Becker was een streng lutherse theoloog en keerde zich tegen het zogeheten cryptocalvinisme. Dat is de reden van zijn tijdelijk ontslag (suspendering) in juni 1601. Tijdens deze schorsing begon hij de psalmen te vertalen in het Duits. Natuurlijk met uitzondering van de reeds gekende uit Luther's pen/tijd (Aus tiefer Not etc...). Zes maanden later, in november, werd hij weer in zijn ambt hersteld , omdat hij onschuldig werd bevonden. Kort nadien voltooide hij zijn psalmgedichten die de psalmberijmingen Ambrosius Lobwasser moesten vervangen. Becker dichtte zijn psalmverzen op bekende Lutherse melodieën. [terug]
---
|
|||||||||||||||||||
This site was last updated Tuesday, 24 October 2023